Niets meer hetzelfde sinds 18 april 2008
NRC-Next d.d. 09-02-2012
Emilie van Outeren
( Redacteur Defensie )

Vandaag evalueert de Kamer de missie in Uruzgan. De vraag is hoe lang wordt stilgestaan bij de 25 overleden militairen.
Mark Schouwink zal voor eeuwig 22 jaar oud blijven. Altijd de jonge man die vanaf de grote foto aan de muur de woonkamer van zijn ouders in Hengelo inkijkt. Zijn blik tussen peinzend en ondeugend, een sigaret bungelend in zijn rechtermondhoek. Het embleem van de internationale troepenmacht in Afghanistan prijkt prominent op de opgerolde mouw van zijn uniform. Hij heeft twee littekens op zijn gezicht. Niet uit de oorlog, maar van een gevecht in de kroeg waar hij voor zijn oudere broer Ruud opkwam.
Eigenlijk had hij over drie maanden 27 moeten worden, door moeten studeren om officier te worden, zijn eigen gezin moeten stichten, leven. Maar op 18 april 2008 reed hij in Uruzgan op een bermbom. „Hij is zestig meter uit de jeep geslingerd. Zijn hart zat in zijn kont, zo hard was de klap”, vertelt zijn vader Gerard Schouwink. „Hij was, gelukkig, op slag dood. Dat betekent voor ons dat hij niet heeft geleden.”  Bij de explosie kwam ook Dennis van Uhm, de zoon van commandant der strijdkrachten Peter van Uhm, om het leven. De twee andere inzittenden overleefden, maar de één is verlamd en de andere verloor beide benen.

Vandaag evalueert de Tweede Kamer de missie in Uruzgan, de Zuid-Afghaanse provincie waar Nederland van 2006 tot 2010 optrad. De kosten, de baten en de meetbaarheid daarvan. De vraag is hoe lang wordt stilgestaan bij wat de missie Nederland ook gekost heeft: het leven van 25 militairen. Militairen die het ultieme offer brachten. Mannen die ouders, weduwen, kinderen, broers, zussen en geliefden achterlieten. Voor Den Haag is Uruzgan nu geschiedenis. De families van zij die sneuvelden zijn er voor altijd mee verbonden. „Er gaat geen dag, geen uur voorbij, dat we er niet aan denken”, zegt Gerard.

Uruzgan was Mark Schouwinks allereerste uitzending. „Het avontuur waarvoor hij bij defensie was gegaan”, zegt zijn moeder Gisela. Hij was op zijn plek bij het leger, vooral op missie, waar het er niet om ging hoe netjes je schoenen gepoetst waren, maar om het echte werk. Hij voerde acties uit, e-mailde hij naar huis, waar hij weinig over mocht vertellen.
Voor hij vertrok moest hij een een twintigtal vragen invullen. Of hij gecremeerd of begraven wilde worden, met of zonder militaire eer. „Dat hebben wij aan deze tafel samen gedaan”, vertelt Gisela. „De grootste lol hadden we ermee. Want hem zou natuurlijk niets overkomen.” Het formulier ‘persoonlijke wensen en aanwijzingen’ hebben ze nog. Bewaard in één van de vele mappen met foto’s en paperassen in huize Schouwink die aan Mark gewijd zijn. Hij hoefde geen cake bij de crematie. En organen wilde hij alleen afstaan als die een Nederlander hielpen. „Maar er was niets meer dat ze konden gebruiken”, zegt vader Gerard.
Toen die vreselijke dag om 8.10 een man voor de deur stond, niet in uniform, maar in een spijkerbroek, wist Gisela meteen dat het mis was. „Zelfs Jehova’s zijn niet zo vroeg.” Sindsdien is hun leven verdeeld in de periode voor 18 april 2008 en die daarna. „Niet een leven zonder Mark, maar een leven met Mark als herinnering.  „Als mensen vragen hoe het gaat, zeg ik altijd goed. Ook als het niet zo is”, zegt Gisela. Ze wil niet klagen en zeuren, want het gáát goed met ze. Vorig jaar kwam er nieuw leven in de familie, een kleindochter, Rilana. Ze hebben nog steeds heel veel aan de steun van buren, collega’s, vrienden én defensie. De nazorg was fantastisch. Zijn kameraden uit dienst komen vaak langs. Velen lieten een tatoeages zetten om Mark en Dennis te memoreren. Sommigen hebben nog veel last van de herinneringen aan die ene dag.


 „Ik kan op niemand kwaad zijn. Zelfs niet op die man die de bom neerlegde en Mark naar een andere planeet schoot. Die was niet op hem gericht, maar op het ontwrichten van het systeem”, zegt Gerard. „Zeker ook niet op Defensie. Zij voeren ook maar een politiek besluit uit.” En de politici die dat besluit namen?  „Daar hebben wij wel een mening over”, zegt Gerard, enigszins voorzichtig. „Wij waren nooit voor die missie, maar het is een democratische beslissing geweest.” Gisela: „We stonden achter Mark, hij wilde zelf.” Niet omdat hij zo patriottisch was, maar omdat hij het spannend vond. Gerard: „Ze hebben hier naderhand allemaal op de bank gezeten, de hoogste militairen. Hoe meer strepen en sterren, hoe meer men het nut van de missie in ziet. Zij zeggen dat ‘we’ daar zijn voor een betere wereld, een veiliger Afghanistan. Dat wat Mark in Uruzgan deed belangrijk is.”
Gisela: „Maar, Gerard, we zijn daar weg nu. Wat heeft het allemaal voor zin gehad?”
Die vraag blijft in de lucht hangen.
Zingeving vinden ze niet in een hoger doel of hoger wezen. Toch heeft Gerard ‘see you in heaven’ op zijn bovenarm laten tatoeëren. „Als je je kind verliest, wil je toch geloven dat je hem weer terugziet. Ik noem dat geen geloof, maar hoop ... en liefde.”